Bob Evers .nl

Recensie bij "Botsingen met oude bekenden"

Botsingen met oude bekendenPETER DE ZWAAN
Botsingen met oude bekenden
De eerste Bob Evers-verhalenbundel (met vier korte verhalen).

Kortstondige comeback van een blauwogige blondine

Door Schout-bij-kunstlicht Spook

We kennen natuurlijk allemaal de Biggles-verzamelbundels van W.E. Johns en de Karl May-verhalenbundels en we dachten dat alleen buitenlandse schrijvers zoiets als een verhalenbundel lieten verschijnen. Nee, wacht! Carel Beke heeft ooit twee korte Pim Pandoer-verhalen geschreven; dus toch ook in Nederland! Hoe dan ook, in de geschiedenis van Bob Evers is dit een unicum: een verhalenboek! Maar liefst vier korte verhalen over ons geliefde trio, dat in drie van de vier verhalen echter los van elkaar opereert.

De officiële titel van het verhalenboek is: „Botsingen met oude bekenden”. In het eerste verhaal botst Jan Prins op oude bekenden Frank en Kees (uit „Vliegtuigsmokkel”), die inmiddels over achternamen blijken te beschikken én over een wagonlading reuzepompoenen die ze allemaal te schillen hebben met ons drietal. Jan denkt de twee Nieuwendijknozems op vernuftige wijze in de gaten te houden, maar intussen hebben zij hem natuurlijk ook al lang in de gaten. Het hoeft dan ook geen verbazing te wekken dat zij, zo gauw de kans zich voordoet, Jan in diens prinselijke nekvel grijpen en opsluiten. Jan weet zichzelf net als indertijd in de Bethaniënstraat dankzij zijn technische kennis te bevrijden.

In het tweede verhaal, dat zich in Pittsburgh/Pa. afspeelt, stuit Bob Evers op het oogverblindende blonde gangster-liefje Tootsie Griff en een broer van Pietro Rossi. Indertijd, met Jan en Arie, lukte het vrij eenvoudig om de complete bende van de Pittsburghse mafiabaas Johnny Dalmonte het hoofd te bieden, maar in z’n eentje is Bob geen partij voor inmiddels mevrouw Dalmonte en de handlangers van haar man, al haalt hij wel, zoals het de ware held van een verhaal betaamt, nog wat aardige stunts uit; daarbij krijgt hij, zij het schoorvoetend, een heel klein beetje hulp van een andere oude bekende, privé-detective Paul Hubary, die inmiddels, net als de rest van de staalstad, doodsbang is voor de mafia. De stad zelf wordt een stuk realistischer neergezet dan in de boeken van Van der Heide.

Het derde verhaal is zonder meer het leukste, want daarin heeft Arie Roos de hoofdrol. Hij helpt daarin andere privé-detective, Pijnenborg. Nu de heer Colenbrander niet meer voor hem werkt, moet Pijnenborg op zoek naar sollicitanten en het is Arie’s taak om deze sollicitanten te testen. Arie wordt van hot naar her in Nederland gestuurd en Colenbranders vrouw, Jacoba, speelt ook mee, maar dan wel haar eigen spel. Doordat het voor Arie niet geheel duidelijk is welk spelletje Jacoba Colenbrander en Pijnenborg zelf spelen, worden hij en de lezers voortdurend op het verkeerde been gezet. Arie zou Arie echter niet zijn als hij het kluwen niet op geheel eigen wijze wist te ontwarren.

In het laatste verhaal is het drietal herenigd; dit is tevens een verhaal waarin wij tot het laatst toe vol spanning zitten te wachten op die beroemde oude bekende, maar die wil maar niet komen. Peter de Zwaan zet een storm neer die nu al minstens net zo klassiek is als de storm van de „Surfpride”, er passeren diverse personen de revue, van wie je als lezer denkt: „Aha, dat is toch zeker ...” om vervolgens tot de conclusie te komen dat het tóch niet om een oude bekende gaat. Thrillerschrijver De Zwaan zet ons wederom op het verkeerde been en dat tot het einde toe!

Al met al een aanrader, dit verhalenboek, en zeker voor herhaling vatbaar: bij voorkeur elk jaar, zodat we vanaf nu weer gewoon jaarlijks drie spiksplinternieuwe Bob Evers-boeken krijgen, net als in die goeie ouwe tijd!