Bob Evers .nl

Recensie bij "Een opdracht van inspecteur Onge"

Slimme spitsvondigheden in een Dom dorp"

Schout-bij-kunstlicht Spook

Het leek er warempel even op dat „Bliksemacties bij de Buurserbeek” een losstaand deel was, zeker omdat we ons aan het begin van „Een opdracht van inspecteur Onge” weer in Amsterdam bevinden, waar Jan Prins van zijn warme bedje wordt gelicht. Er was even geen jongetje met flaporen en een fotografisch geheugen beschikbaar, dus het is niet zo verwonderlijk dat inspecteur Onge in al zijn haast om iets of iemand te arresteren het verschil tussen een „s” en een „z” niet zo helder voor ogen had: er had een zekere J. Prinz, wonende op de Prinsengracht, opgepakt moeten worden, maar in plaats daarvan greep de heilige Hermandad J. Prins in diens kraag. Toch lijkt inspecteur Onge aanvankelijk wel in zijn nopjes met deze arrestant, vooral als daar een hele waslijst aan wandaden aan gekoppeld wordt, waarover de politie in Haaksbergen (waaronder Buurse ressorteert) deze zware crimineel, de echte J. Prins, eens graag aan de tand zou voelen.

Deze Haaksbergse politie is zeer geïnteresseerd in het doen en laten van een zekere Otto de Pruis, tegenstander van het ongeregelde zooitje Tukkerse tokkies uit het vorige deel en inmiddels opererend in Amsterdam en Zuidwest-Nederland. Inspecteur Onge heeft het curriculum vitae van Jan, Bob en Arie dan allang erbij gepakt en weet wat hij aan hen heeft, dus hij laat het opsporen van Otto de Pruis graag aan hen over, liever dan hen over te dragen aan zijn collega’s in het verre oosten van het land. Jan, Bob en Arie blijken Otto Onge, het neefje van de inspecteur te kennen uit de verhalen, maar het komt niet in hun hoofd op om te vragen waarom oom Onge zijn neefje niet inzet. Waarschijnlijk zouden ze op een dergelijke vraag toch alleen maar het antwoord hebben gekregen dat hij zijn neefje liever niet bij politiewerk betrekt als dat niet strikt noodzakelijk is. Kort en goed: Jan, Bob en Arie krijgen een nauwkeurig signalement van Otto de Pruis dat in niets lijkt op bijvoorbeeld de hiernaast afgebeelde Otto de Oost-Fries. Of … toch wel? Otto de Pruis zou zich bevinden in Domburg, zodat ons trio zich weer eens in de stromende regen naar de provincie Zeeland begeeft, net als in „Een motorboot voor een drijvend flesje”. Volgens mij was het Geerten Meijsing die ons er ooit op wees dat het in Bob Evers altijd óf bloedheet is óf door- en doornat van de regen. Nou, dat klopt dan dus: er is inderdaad zelden of nooit sprake van „normaal” weer. 1125 Voor de derde maal in hun avontuurlijke bestaan reizen Jan, Bob en Arie dus af naar het Zeeuwse land, ditmaal zonder Amsterdamse dichters en/of reders die hen vergezellen op het glibberige pad van avontuur. Vraag aan de lezers: welke Nederlandse provincie hebben Jan, Bob en Arie „officieel” nog nooit bezocht?

Jan en Arie nemen hun intrek in een bungalowtje in het vakantiepark Roompot, terwijl Jan uiteraard liever een caravan huurt, omdat die nou eenmaal goedkoper is, maar het vooruitzicht van een warme douche na eventuele koude en glibberige avonturen geeft zelfs voor zuinige Jan de doorslag. Waar een alleen reizende Amerikaan in eerdere delen automatisch als „raar” wordt bestempeld, geldt dat argument nu blijkbaar niet meer: hij neemt zijn intrek in „Hotel ter Duyn” met als argument dat Otto de Pruis ongetwijfeld in een duur hotel vlakbij het strand zal wonen. Dat deze redenatie terecht is, blijkt pas achteraf: hij heeft Otto al een paar keer ontmoet, zonder te weten dat hij het was, omdat er van het opgegeven signalement geen sikkepit klopte. Bovendien blijkt Otto niet zijn voor-, maar achternaam: zou Peter de Zwaan, die jarenlang in Enschede heeft gewoond en gewerkt, zich soms hebben laten inspireren door Heini Otto, in de jaren ‘70 voetballer van de plaatselijke FC?

Waar het normaliter Jan is, die zich vastkletst en in netelige posities terecht komt, is het ditmaal de beurt aan Bob: als slachtoffer van het vooroordeel dat alle Amerikanen goed basketbal kunnen spelen maakt hij zonder het te willen kennis met Horst Moeller, de handlanger van Otto. Niet alle vooroordelen zijn terecht, zo blijkt maar weer: wat een modern boek toch weer! Maar juist door dit voorval komen hij en zijn vrienden op het spoor van Otto, al gaat dat gepaard met nogal wat hachelijke situaties voor de finale van het boek plaatsvindt in en om de haven van Vlissingen.

Aan het eind van het boek wordt traditiegetrouw alweer een volgend deel aangekondigd: „Valstrikken in en om een Veluwse Villa”, waarschijnlijk het laatste deel van deze trilogie, want Otto, de hoofdpersoon, is bij die finale ontsnapt, maar minstens even zo waarschijnlijk níét het laatste deel van de serie, want Peter de Zwaan heeft ooit verklaard niet te zullen stoppen voor hij minstens één deeltje meer heeft geschreven dan Willy van der Heide. Gemakshalve gaan we ervan uit dat Willy 34 hele en ongeveer twee halve delen heeft geschreven, dus het is een hele geruststelling om te weten dat Peter in ieder geval verder zal schrijven tot deel 71.

Peter de Zwaan, „Een opdracht van inspecteur Onge”, Uitgeverij Zwarte Zwaan, 2020. ISBN: 9789082661286.