Recensie bij "Schatgraven in een stationshal"
60
PETER DE ZWAAN
SCHATGRAVEN IN EEN STATIONSHAL
Slot van het complot in Lot
Door Schout-bij-kunstlicht Spook
Inderdaad: het slot van het avontuur met Dupont en Landleben. En dat is best wel raar, want dat zou dus betekenen dat we voor het eerst in de serie niet te maken zouden hebben met een los deel of een trilogie, maar om een duologie (als dat woord tenminste bestaat). Uiteraard weet Peter de Zwaan zelf als geen ander hoe de vork in de steel zit: op zijn website beschouwt hij het avontuur met de omgekatte Mitsubishi Outlander („De magistrale misverstanden van J. Masters”) en de jacht op Landleben en Dupont in Frankrijk („Ratzelraadsels bij het château de Faux” en „Schatgraven in een stationshal”) als één geheel, door hem de Masters-trilogie genoemd. Net als in deel 58 gaan we nu dus terug naar het begin.
Inderdaad: het slot van deze trilogie. In het vorige deel maakten we kennis met een zekere Bridget, een jongedame uit San Antonio, voor wie Bob te oordelen naar zijn aangebrande reacties stiekem meer gevoelens heeft dan voor pak ’m beet Masters, Cnall, Rikkers, Cree of andere helpers uit het verleden. Dankzij de aanwijzingen van „Texas-Bridget”, zoals ik haar net als Jan en Arie zal noemen, verplaatst het strijdtoneel zich van de Dordogne naar Lot. Daar ergens zou de schilderende kopiist VanderBrugghe alias Dupont ergens een station bezitten. Door een onvoorzichtige opmerking van de steeds onsympathieker overkomende Masters haast Jan zich het departement uit naar het station van Limoges (Haute-Vienne), waar hij en Arie getuige worden van het op werkelijk weergaloze wijze kaltstellen van Carolus Ratzel door Maikel Landleben, de schavuit met nog meer pseudoniemen dan Willem van den Hout.
Van de zogenaamde rechercheur Ratzel hebben de jongens (en Landleben) dus voorgoed geen last meer, van de Franse politie echter des te meer. Ze vluchten gedrieën naar Vichy (Allier), ooit een chic kuuroord en tussen 1940 en 1942 zelfs nog even een soort van hoofdstad van een soort van Frankrijk, waar in een zeer duur hotel kostelijke scènes volgen wanneer Bob en Jan Arie slachtoffer laten worden van een intensieve badkuur.
Met Jan, Arie, Landleben en Ratzel hebben we dan al een hele tijd doorgebracht op het prachtige station Limoges-Bénédictins, dus al lezende vragen wij ons een hele tijd af wanneer dat schatgraven uit de titel nou eigenlijk begint. Maar nee, voor de finale moeten wij terug naar Lot, waar het stationnetje van Dupont blijkt te liggen in een gehucht onder Gourdon, Saint-Clair. Peter schijnt een voorliefde te hebben voor die naam: in „Een festival vol verwikkelingen” kwam ook al een heuvel met diezelfde naam voor, maar dit terzijde. Bob gaat blij van zin nog even terug naar de Dordogne, om Bridget nadere info te ontlokken, maar hij wordt ernstig teleurgesteld omdat zij en haar mede- „kunstenaars” zich ontpoppen als een halve eeuw te laat geboren, dronken hippies. Toch weet hij de naam Saint-Clair aan de hippietroep te ontlokken, maar tegelijkertijd is ook Arie op geheel eigen wijze aan precies diezelfde wijsheid gekomen en die arriveert als eerste. Voor het eerst in de Bob Evers-geschiedenis duikt een burgemeester op en die zorgt ervoor dat Arie en Jan hun intrek mogen nemen in het huis van een Engelse oud-majoor, pal tegenover Duponts station. Toeval bestaat niet, heeft Willem ons altijd geleerd, dus het zal dan wel geen toeval zijn dat al in de tweede nacht dat Jan en Arie daar logeren, Landleben en enkele krachtpatsers op het anders zo verlaten stationnetje afkomen met de door hen gevangen Dupont in hun kielzog. Dat het geen toeval is, kan aardig kloppen, omdat Bob – verleid door een originele Horch P240 – zich door een kennis van Landleben in het ootje heeft laten nemen: deze Kitler (rijmt op ...) genoemde handlanger plaatst een zendertje onder Bobs auto en zo leiden Jan, Bob en Arie Landleben nota bene zelf keurig naar Saint-Clair! Na een rausj- en ragpartij wordt netjes afgerekend met alle beschikbare tegenstanders, waarna de drie jongens eindelijk beginnen met schatgraven of liever gezegd schatkangoën. Onder het beton vinden zij obligaties en contanten: de schat van Dupont. Tot intens verdriet van Jan gaat het om het spel en niet om de knikkers, dus de complete schat wordt netjes overgedragen aan de FBI.
Peter de Zwaan, „Schatgraven in een stationshal”, Uitgeverij Zwarte Zwaan, 2018. ISBN: 9789082661217.