Bob Evers .nl

Recensie

B56 Spektakelspel van Fons de Schilder56
PETER DE ZWAAN
SPEKTAKELSPEL VAN FONS DE SCHILDER

Plakkende portieren in de Peel

Door Schout-bij-kunstlicht Spook

We leven toch maar in heerlijke tijden: ook dit jaar werden wij weer verblijd met twee nieuwe delen, inmiddels deel 56 en 57 van de serie. Al ging dat ditmaal niet zonder slag of stoot: er was iets mis met de binding van beide delen. Wat ’n geluk dat deze fout meteen werd opgemerkt en hersteld! Hulde aan iedereen die ervoor heeft gezorgd dat wij nog binnen een week over de juiste exemplaren konden beschikken!

Eerlijk gezegd was ik pas bij het eerste hoofdstuk toen de eerste berichten over misdrukken op Facebook binnensijpelden; en ja, ik dacht eigenlijk meteen al bij dat eerste hoofdstuk aan een misdruk: deel 55, „De perikelen van kolonel Prins”, begint met onze drie bengels, die letterlijk en figuurlijk op het matje worden gecommandeerd door de kolonel uit de titel, maar speelt zich voor een groot deel af op het Brabantse platteland. Daar eindigt het boek ook en niets wijst erop dat onze drie jeugdige rabauwen weer naar Amsterdam zullen gaan. Maar de wonderen zijn de wereld nog niet uit: „Spektakelspel van Fons de Schilder” begint met... onze drie bengels, die stram in de houding staan op datzelfde matje van dezelfde kolonel uit het voorafgaande deel!

Maar dan blijkt dus toch dat het verhaal een compleet andere kant op gaat: wat volgt, is beslist de meest originele, maar ook verreweg de meest omslachtige manier om wapentuig te bemachtigen sinds het Ontzet van de „Wáttaardsbrug”. Jan Prins leidt ons ouderwets rond door de hoofdstad op een manier die doet denken aan Bobs achtervolging van Lottie Doberman in deel 14.

Met Jans „nieuwe” schietijzer op zak begint het edele drietal aan een nieuwe hinkstapsprong richting Odiliapeel. Jan Prins koopt voor een habbekrats (sorry, overbodige mededeling) een oude motor, hetgeen aan zijn tocht een hoog Satudarah-gehalte verleent; de portieren van de auto van Bob Evers en Arie Roos worden dichtgelijmd, hetgeen aan hun strapatsen een hoog „Inspecteur Arglistig en het bankmysterie”-gehalten verleent. Bestaat er werkelijk zo’n superlijm of hoort dit thuis in de science fiction-wereld?

Een heerlijk nostalgisch gevoel bekruipt ons als Peter de Zwaan na weet-ik-hoeveel delen „The Marines’ Hymn” weer eens van stal haalt, toch ooit een van de herkenningstunes van de drie jongens. Bob stelt zelfs voor om er een „wachtlied” van te maken, zoals anderen een wachtwoord hebben.

Niets nostalgisch is er helaas aan de Porsche Cayenne, die Jan en Bob stelen. Dennis Vercauter, die we al kennen uit het vorige deel, en zijn Roemeense en Brabantse handlangers stelen zo’n beetje alle andere merken auto’s. De man heeft de akelige gewoonte om de hoor hem gestolen auto’s meteen ook maar te slopen of op z’n minst onherstelbaar te verminken. Nee, dat lijkt mij geen aan genaam heerschap! Jan, Bob en Arie zijn het gelukkig met mij eens, hetgeen een reeks van onnavolgbare knokpartijen tot gevolg heeft.

We zijn alweer tegen het einde van het boek als Arie voor het eerst oog in oog komt te staan met de doodgewaande Maik of Maikel Landleben (die een huis aan huishoudster Marianne zou hebben nagelaten), maar voor hij dat zelf in de gaten heeft, is er eerst weer eens een retourtje Amsterdam nodig. Tenslotte vindt Arie een reeks aantekeningen in de vorm van onbegrijpelijke afkortingen en een iets waarop het woord „Sjpatsierkaat” gedrukt is. Dit koeterwaals lijkt enigszins op Duits, maar is het niet, dus we hopen in het volgende deel in Limburg - en wel ten oosten van de Benrather Linie -terecht te komen: Kerkrade of Vaals dus.

Opvallend is in de laatste delen (die van Uitgeverij Zwarte Zwaan) is het geringe aantal druk- of zetfouten; het is wel duidelijk dat deze jonge uitgeverij over een veel betere corrector beschikt dan De Eekhoorn, tenminste de laatste dertig jaar. Daar staat dan wel weer tegenover dat het taalgebruik van Jan, Bob en Arie ineens veel „populairder” wordt: woorden als „hiero” of „es” zijn wij niet gewend van het edele drietal.

Al met al levert Peter de Zwaan - na enkele aanloopproblemen - dus weer een heerlijk, vlot leesbaar boekje af, dat ons alleen maar meer doet verlangen naar het volgende deel. En dankzij De Zwaans versnelde tempo hoeven we daar niet lang op te wachten!