Jan Prins als Bob Evers-fan
© 1998 by Peter de Zwaan. Geschreven als introductie voor bobevers.nl. Let wel: dit is niet een boek en derhalve niet te koop.Arie Roos duwde met een van zijn
hamschouders de deur achter zich dicht, smakte een tot de rand gevulde
bruine zak op tafel en zette zijn handen in zijn zij.
‘Say, Bob,’ zei hij, terwijl hij
naar de gebogen rug van Jan Prins keek. ‘Begint dit niet enigszins zorgelijk
te worden?’
Bob Evers blies zijn wangen bol.
‘Zeer zorgelijk zelfs. Alleen zijn vingers bewegen nog maar, de rest is
volmaakt levenloos.’
‘Praat hij nog wel?’
‘Tegen zichzelf, geloof ik. Niet
tegen mij. Ik vroeg of hij cola wilde. Gratis, zei ik, als cadeautje. Hij
reageerde niet eens.’
Arie deed een paar passen en wenkte
Bob. ‘Als we hem nu eens samen oppakken en buiten in de zon zetten, zou
dat helpen?’
‘Ik heb erover gedacht om de stroom
af te sluiten, maar aangezien dit een hotel is zie ik dat als een uiterste
maatregel.’
Arie liep naar de gebogen rug en
tikte er zacht tegen. ‘Jan,’ zei hij zacht. ‘Janneman. Jongetje Prins,
wij vragen belet.’
‘Grr,’ zei Jan.
‘Belet en aandacht. Uitleg mag ook.
Wat ben je aan het doen.’
‘Lezen,’ zei hij. ‘Op internet.
Ik bekijk de Bob Evers-sites. Weet je dat er dolgedraaide fans zijn die
een flink deel van hun leven hebben besteed aan het uitmelken van onze
belevenissen?’
‘Meer dan die gekke Van der Heide
heeft gedaan? Meer dan die maffe De Zwaan?’
‘Veel meer. Er is zelfs een fanaat
die een gastenboek heeft opgezet. Je moet het zien om te geloven.’
Arie boog zich naar het scherm en
las een paar zinnen. ‘Maken die fans echt uitstapjes? Bezoeken ze de plaatsen
waar wij hebben geavontuurd?’
‘Ze kijken zelfs of de straten op
de goede plek liggen,’ zei Jan.
Arie blies zijn wangen bol. ‘En
daar geef jij geld aan uit, zuinige Prinsenzoon? Je zit hier nu al uren,
weet je wat dat kost?’
‘Niks,’ zei Jan tevreden. ‘Niets
aan telefoonkosten in elk geval, want bellen in de stad waar je woont is
in de USA gratis en ik heb met de receptie geregeld dat ik een rechtstreeks
lijntje kreeg.’
Arie loosde een zucht als een windhoos.
‘Dat betekent dus dat jij hier dagen naar een scherm gaat zitten staren.’
‘Precies,’ zei Jan, ‘want ik heb wel
abonnementskosten moeten betalen en hoe langer ik aan het
internetten ben hoe goedkoper het verhoudingsgewijs wordt.
Laat me nou met rust, want ik heb nog veel te doen.’
‘Juist,’ zei Arie. ‘Fijn. Ik laat
je met rust. Wíj laten je met rust.
Wij gaan gumbo eten, met lekker crawfish.’
‘Gumbo,’ zei Jan, terwijl hij zich
terugdraaide naar het scherm.
‘Gumbo,’ herhaalde Arie. ‘We zitten
niet voor niets in New Orleans. En haal het niet in je hoofd om die internetfans
te laten weten hoe we hier verzeild zijn geraakt. Dat lezen ze over een
jaar maar in deel 46 van onze prachtserie.’
‘Jaja,’ zei Jan verstrooid. ‘Zeg
weet je dat iemand de moeite heeft genomen om al de namen op alfabet te
zetten van de lieden met wie wij te maken hebben gehad?’
Arie opende zijn mond, maar Bob
trok hem mee. ‘Laat maar,’ zei hij. ‘Onze Jan hoort je toch niet. Zet wat
cola naast hem neer en leg er een paar plakken chocola op. We gaan naar
de oude binnenstad. Het barst er van de jazzbands. We gaan naar lekkere
muziek luisteren en daarna Cajunvoedsel eten.’
‘Die Jan,’ zei Arie. ‘Als die zich
ergens aan verslingert …’
Bob lachte. ‘Het gaat wel over als
hij de rekening ziet. Waar hij niet aan heeft gedacht is dat lokaal bellen
gratis is, tenzij je het vanuit een hotelkamer doet.’
Arie stond stil. Een lach trok over
zijn bolle gezicht en het leek of elke sproet straalde. ‘Echt waar?’
Bob gaf een klets op een van
Aries schouders en trok een pijnlijk gezicht. ‘Weet je dat je spek keihard
is? Het is echt waar. Ik heb het een uurtje geleden nagevraagd. Voor alle
zekerheid heb ik het abonnement op zijn naam laten zetten.’
Arie lachte tot hij buiten stond, keek naar de strakblauwe lucht en
zuchtte diep. ‘Hoor ik daar dixieland?’
Bob hield zijn hoofd schuin. ‘Way
down yonder in New Orleans,’ zei hij. ‘Toepasselijker kan het niet.’
Jan Prins als Bob Evers-fan